Heilooënaren in de Arbeitseinsatz (1943-1945)

Tijdens de oorlog kregen mannen van 16-40 jaar in mei 1943 een aanmaning zich te melden voor de ‘Arbeitseinsatz’, om zich te gaan inzetten voor werkzaamheden in de oorlogsindustrie in Duitsland. Er waren namelijk veel jonge Duitse mannen aan het oorlogsfront nodig. Hierdoor ontstond er een gebrek aan arbeidskrachten. Jonge mannen, uit onder andere Nederland, werden daarom opgeroepen om de posities op te vullen van de Duitse mannen die naar het front moesten. 

Jaap Sombroek uit Heiloo deed tijdens de Coronacrisis onderzoek naar vier jongens uit Heiloo die op 18 juni 1943 vertrokken naar Duitsland en het grote onbekende. Hij gebruikte hiervoor diverse bronnen uit onder andere het Regionaal Archief Alkmaar en het NIOD. Zo maakte Jaap gebruik van dagboeken en brieven geschreven door de vier Heiloose jongens. Het schetst een interessant beeld van de ontberingen en het 'avontuur' dat men beleefde.  De ervaringen staan niet op zich en komen deels overeen met anderen die voor de 'Arbeidseinsatz' werden opgeroepen en vertrokken naar andere plekken in Duitsland

Hieronder kan je de eerste twee hoofdstukken van het onderzoek van Jaap Sombroek lezen. Het hele verhaal is te lezen in deze pdf (1,8 mb).
Heeft u interesse in dit onderwerp, lees dan zeker eens onze andere blog: Brieven uit Berlijn: de oorlog door de ogen van een student.

De Oproep

De oproep voor ‘verplichte’ tewerkstelling in Duitsland in Heiloo was als volgt:

Op bevel van de Duitsche Wehrmacht moeten zich alle mannen der jaargangen 1905 tot en met 1927 der gemeente Heiloo voor den Arbeidsinzet melden. Zij moeten zich daartoe op 20 DECEMBER des Middags om 12 uur met de nodige bagage melden aan het GEMEENTEHUIS van HEILOO.

Het aanmelden geschiedt vrijwillig om onbillijkheden, die bij een gedwongen vordering voorkomen te vermijden. Wanneer de meldingen echter uitblijven zal optreden der Duitsche Wehrmacht noodzakelijk worden gemaakt. Indien men probeert onder te duiken zullen de strengste maatregelen tegen familieleden worden genomen. Indien onderduikers worden gegrepen zullen zij voor een militair gerecht worden gebracht. Zij die voor vitale bedrijven werkzaam zijn kunnen worden vrijgesteld. Een vrijstelling volgt na onderzoek der nodige bescheiden door den militairen commandant te Heiloo, vanaf 18 dec. a.s (vermoedelijk1942).

bevel tot tewerkstelling

Ook jonge mannen, sommigen net 18 jaar oud, uit Heiloo hebben zich aangemeld, waaronder een timmerman, een kruidenierszoon, een tuinderszoon en de zoon van een veehouder langs het spoor aan de Westerweg. Het was onzeker voor hoelang de gedwongen dwangarbeid zou duren en wat ze ervan konden verwachten.

De tuinderszoon en de veehouder waren buurtgenoten uit het Bollendorp, tussen de Vennewatersweg en Kapel. De boerenzoon hield dagelijks een dagboek bij, van het verblijf in Duitsland met anekdotes. In dit artikel is hieruit geciteerd voor het duiden van de ‘sfeer’. Naar huis en onderling zijn door de jongens brieven geschreven. De timmerman en de kruidenierszoon hebben hun verblijf In Duitsland op papier gezet. Dit atikel gaat over de belevenissen van deze vier dorpsgenoten.

Ze kregen een week de tijd de koffers te pakken en afscheid te nemen. De bezetter suggereerde gastarbeid maar het was dwangarbeid. Er was bijna geen ontkomen aan. Vluchten of fraude plegen door je leeftijd te vervalsen kon fout aflopen voor jezelf of je familie. De keuze was voor werk naar Duitsland gaan of onderduiken. Dat laatste was niet zonder risico, verraad lag op de loer. Onderduikadressen waren schaars. Evacuees uit Loosdrecht, Egmond en Bergen hadden in Heiloo onderdak gevonden. Er was ook weinig werk te doen na de crisis in de jaren dertig en het uitbreken van de oorlog. In die tijd vielen er nog wel eens bommen ter weerszijden van de spoorbaan in Heiloo. Dat zet je aan het denken wat te doen. Eén van de doelwitten was het zogenoemde schijnvliegveld in Heiloo langs de Vennewatersweg, waarmee de Duitsers probeerden om geallieerde piloten af te leiden van het echte vliegveld in Bergen. Dat neem je mee in je overwegingen voor je besluit of je moest ingaan op de oproep. Thuis blijven was ook niet rooskleurig. Vrijstelling was mogelijk als je nodig was in vitale bedrijven zoals voedselvoorziening. Er waren tuinders die vonden dat hun zoon niet gemist kon worden. Medio juni is het begin van de aardbeienpluk en die waren ook bestemd voor Duitsland. Maar dat argument was niet afdoende, na beoordeling door Duitse militairen commandant. De vrijstelling voor de tuinderszoon ging niet door.

De reis

Vrijdag 18 juni 1943 om 10.30 uur vertrok een elektrische trein uit Heiloo met circa 400 reizigers. Bij het afscheid nemen, een laatste zoen en spoedig tot ziens. Dat werd bijna twee jaar van huis. De machinist liet de trein langzaam wegrijden uit Heiloo. De achterblijvers waren vrouwen, kinderen en ouderen, die hebben staan zwaaien langs de spoorlijn bij de Kapel (het Oesdom in Heiloo).

In Amsterdam is overgestapt op een stoomtrein. Uit protest is daar op de wagons de tekst GEDWONGEN gekalkt. In Hilversum kwamen er meer lotgenoten bij. Om half drie arriveerde de trein in Apeldoorn. Een kwaaie stationschef met pistool in de hand joeg iedereen uit de trein. Het was menens, alle teksten moesten eraf gepoetst. Vluchten kon niet meer of je liep het op. In de trein speelde iemand mondharmonica. Dat verdreef de beklemmende sfeer een beetje. Oldenzaal bij de grens werd om circa vijf uur gepasseerd. Even verderop in het stadje Bentheim werd de trein gestopt en mocht men eruit voor controle en afstempelen van hun papieren. Daar is naar een mooi kasteel gewandeld en is een lekker donker biertje gedronken. Vervolgens gingen ze naar een doorgangslager waar ze eten kregen. Dat stelde gerust totdat de trein op acht uur ’s avonds weer verder ging.

Na passage van de stad Osnabrück is om half twaalf eindbestemming Hannover bereikt, daar werden de mannen naar een doorgangskamp gebracht, met vieze slaapzalen en met bedden vol luizen. Dat werd slapen op een stoel. Om half vijf 's nachts kregen ze wrange soep geserveerd die niet eten was. Dat voorspelde niet veel goeds.

De volgende dag werden namen afgeroepen, er vond schifting plaats. Aan het einde van de middag was een lijst met 81 namen opgesteld. Een jongen sloeg bang op de vlucht, niet meer teruggezien, stond in het dagboek. De overige mannen waaronder een aantal uit Heiloo moesten 's nachts om half vijf per trein terug naar Osnabrück, aangespoord door een kantoorklerk van de Klöckner Werke AG, een staalfabriek. Hier werkten destijds circa 6000 arbeiders. Deze staalfabriek lag langs het riviertje de Hase destijds achter het Hauptbahnhof in Osnabrück.

Lees hier het verhaal verder (pdf 1,8 mb).

schets van leven in een barak  huidige situatie barak 11  kaart

test